10.10.2023

Moment van verlichting – international view van Oli Stratford

— “Het veld is gefragmenteerd, expansief en sprankelend veelzijdig, waardoor elke poging om de volledige reikwijdte te bevatten gedoemd is te mislukken.”

Een bekentenis: het verrast me dat ik me in de positie bevind waarin ik mijn evaluatie deel over Dutch Design Awards 2023. Ik heb nooit in de jury gezeten, woon of werk niet regelmatig in Nederland en ben enigszins in de war over wat “Dutch design” überhaupt betekent in kritische zin, vooral gezien het feit dat nationale grenzen niet meer de bepalende factor in design zijn die ze ooit waren. Om het vriendelijk uit te drukken: ik ben radicaal onpartijdig; minder vriendelijk gezegd: gevaarlijk ondergekwalificeerd.

Onzekerheid is echter niet de slechtste eigenschap waarmee je hedendaags design kunt benaderen, een veld waarvan de horizon inmiddels breed genoeg is om complexiteiten, tegenstellingen en aanvullingen van elke soort te omvatten. Sterker nog, gezien deze breedte weet ik niet zeker of iemand een duidelijk antwoord heeft op de vraag wat Dutch design vandaag de dag is. Het veld heeft immers veel van de specifieke smaak verloren die het leek te hebben ten tijde van Droog Design in de vroege jaren negentig, [1] toen een aantal beoefenaars in de regio een pool van gemeenschappelijke referenties en benaderingen deelden (een fenomeen dat zich waarschijnlijk niet zal herhalen gezien de decentraliserende invloed van het internet op het ontwerpdiscours). Maar dat betekent niet dat het veld er armer door is.

Wat hedendaags Nederlands design interessant maakt is niet een of ander achterhaald beeld van nationaal exceptionalisme, maar eerder de rol van Nederland als microkosmos van het wereldwijde veld. De Nederlandse designscene is een gevarieerde gemeenschap van beoefenaars, die allemaal op radicaal verschillende manieren werken en die allemaal op talloze verschillende manieren Nederlands kunnen zijn: door geboorte, afkomst, opleiding, project of, wat cruciaal is, door de steun die hun werk krijgt. Als nationale ontwerpidentiteiten al iets betekenen, dan is het door de infrastructurele systemen waarmee ze functioneren, of het nu gaat om onderwijs, werkgelegenheid of de overdracht aan een breder publiek. In dit opzicht is Dutch Design Awards een integrale motor om het vakgebied vooruit te stuwen: de erkenning en ondersteuning die het mensen uit de praktijk biedt is iets waar Nederland trots op kan zijn.

Iets anders om trots op te zijn is de verscheidenheid aan ontwerp-praktijken die de genomineerden voor de 2023 awards vertegenwoordigen – verscheidenheid is immers het teken van een gezond ecosysteem. Onder de projecten die zijn geselecteerd bevinden zich ontwerpen die nieuwe systemen, oplossingen en sociale structuren bieden; ontwerpen die gericht zijn op consumenten, niet-mensen en overkoepelende wettelijke kaders; ontwerpen die vieren, bekritiseren, vereenvoudigen en compliceren. Voor degenen die duidelijkheid zoeken over wat design vandaag de dag is, weet ik niet zeker of er veel soelaas is. Wat hedendaags Nederlands ontwerp ook mag zijn, het is duidelijk veelkoppig.

Zelfs binnen een enkel project kunnen er talloze krachten in het spel zijn. Juridische innovatie: De Noordzee aan het woord bijvoorbeeld, is een verzameling onderzoeken die een volledig beeld geeft van de reikwijdte en schaal waarop het veld zich nu uitstrekt. Het project van de Ambassade van de Noordzee organiseert een schijnproces in het Vredespaleis in Den Haag, waarin werd gepleit voor het toekennen van wettelijke rechten aan de zee als een onafhankelijke entiteit, in plaats van haar huidige status die wordt bepaald door haar nut voor de mens. Het is een project dat juridisch onderzoek, een publieke performance en een pleidooi voor het milieu combineert en dat laat zien dat design in staat is om vragen met een dringende sociale waarde in een kader te plaatsen en er tussen te komen, en om ideeën over hoe we de samenleving op een rechtvaardiger manier kunnen vormgeven, een fysieke vorm te geven.

Een volmaakt ontwerpproject dus, maar verre van de enige manier waarop het veld opereert. De Candy Land-installatie van Simone Post voor Hermès bijvoorbeeld, biedt een visie op design die ongegeneerd is in zijn verrukking van materialiteit, ambacht en jeugdnostalgie, en bestaat uit etalages waarin huiselijke interieurs perfect zijn nagebouwd met spekkies. Het werk van Post is technisch briljant – het is een studie naar hoe onverwachte materialen kunnen verwarren, charmeren en bekende typologieën nieuwe vormen kunnen laten aannemen – maar ook vrolijk dwaas en heerlijk suggestief. Er zijn raamkozijnen gemaakt van gevlochten spekkies, gordijnen geweven met flitsende fruit ufo’s en kroonluchterhangers druipend van snoepkettingen. Er is hier geen expliciete sociale boodschap, maar eerder fantasie, humor en ontsnapping – ook deze dingen hebben wij nodig.

Als er een verband is tussen de twee projecten, dan is het dat beide design positioneren als een vorm van communicatie, zij het één waarbij het medium en de inhoud van die communicatie dramatisch verschillen tussen de projecten. Een ander voorbeeld is Super Local’s From the Himalayas, dat mensen bewust maakt van de milieu-impact op Nepal’s Sagarmatha National Park door de vele toeristen die aangetrokken worden door de allure van de Mount Everest – Dutch design lijkt een gezond gebrek aan respect te hebben voor nationale grenzen. De ontwerpers hebben een systeem opgezet waarbij plastic afval van het park naar Kathmandu kan worden vervoerd om te worden gerecycled. Dit materiaal wordt vervolgens gebruikt om souvenirs te maken die bezoekers van Sagarmatha kunnen kopen. Met deze voorwerpen wordt de schoonmaakoperatie van het park gefinancierd, maar kunnen bezoekers ook hun steun betuigen aan een milieubewustere vorm van toerisme (of misschien, hun geweten sussen).

Dit soort praktische systemen waarmee zinvolle verandering tot stand kan worden gebracht zijn waardevol, maar soms zijn communicatie en representatie op zichzelf al voldoende. De Rotterdamse organisatie Tailors & Wearers bijvoorbeeld, platform voor Afro-Surinaamse mode- en kostuumontwerpen, produceert educatieve programma’s, documentatie voor de gemeenschap en doorlopend cultureel onderzoek. De groep brengt verschillende generaties beoefenaars uit de hele gemeenschap samen en benadrukt hun erfgoed en vormen van maken en zelfexpressie in het ontwerpproces. Ongeacht de resultaten van hun projecten is het beoefenen van deze vaardigheden op zichzelf al de moeite waard -het zijn manieren van ontwerpen om gevierd en bewaard te worden en die blijven bestaan door hun prestaties, niet door hun resultaten.

Deze blikken op momenten van uiteenlopende praktijken en ideeën zijn wat ik meeneem van Dutch Design Awards 2023. Het huidige landschap is te complex, te glorieus rommelig om een eenvoudig antwoord te geven op de vraag wat Dutch design is, of wat de hedendaagse designperiode zou kunnen zijn. Het veld is gefragmenteerd, expansief en glinsterend veelzijdig, waardoor elke poging om de volledige reikwijdte te bevatten gedoemd is te mislukken. In deze geest zijn de genomineerden van Dutch Design Awards welkome momenten van gedeeltelijke verlichting – lichtflitsen die individuele visies onthullen op wat design zou kunnen zijn, en wat het zou kunnen worden, maar die nog veel te bepalen overlaten. Er schuilt gelukkig een plezier in het omarmen van deze onzekerheid -soms is het fijn om geen expert te zijn.

Internationale blik
Oli Stratford
Hoofdredacteur Disegno
disegnojournal.com

[1] En het woord “leek” hier is belangrijk. Over de hele wereld hebben verschillende groepen, zoals Decolonising Design, werk verricht van onschatbare waarde, door erop te wijzen dat talloze beoefenaars en gemeenschappen zijn uitgesloten bij discussies over zogenaamde nationale ontwerpidentiteiten.

Met onze nieuwsbrief ben je altijd op de hoogte!